Bepakt en bezakt waaierden we in de avond uit in het koude, natte bos. Ik had een rugzak om, met daarin een dekzijl, touw, haringen, een zilver matje en water, en aan mijn schouder bungelde mijn slaapzak. Ik wandelde mijn wandeling, maar was oncomfortabel. Ik was al op en had het eigenlijk de hele dag al koud. De kou raakte mij nu tot op het bot. Mijn schouders deden pijn van de rugzak, mijn lippen waren stuk en mijn constant druipende neus was schraal en pijnlijk. Ik had eigenlijk al meteen zin om mijn dekzeil te spannen en in mijn slaapzak te kruipen, maar ik liep door. Zou ik nog tekenen krijgen uit de natuur? Wat stond me te wachten? Waar zou ik eindigen? Het werd al donker en ik overwoog mijn overnachtingsplekje te gaan opzoeken toen ineens iets hoorde. Ik dacht dat het iemand zou zijn uit de groep die mijn pad kruiste, maar toen ik keek stond ik oog in oog met een groot, grijzig hert. Het dier schrok en bleef een seconde staan voordat het wegrende. Ik kon hem een lange weg volgen met mijn ogen. Meteen kwam de gedachte, hoe ik me ook voel, hoe laag ik ook zit, de magie ontvouwd zich toch.
Het vroor die avond, en toch zei alles in mij dat ik in het bos bleef. Daar zat echt een flinke dosis wilskracht bij. Ik vond het naast de fysieke ongemakken ook spannend, want ik ging die avond eens nìet terugkeren naar het bekende.
Op gegeven moment besloot ik dat ik genoeg had rondgedoold en vond ik niet veel later mijn plekje tussen twee sparren. Nadat ik mijn touw en dekzeil gespannen had – wat ik best enerverend vond in het donker, maar ook heel leuk om te doen – kroop ik in mijn slaapzak onder de overkapping van mijn dekzeil. Toen het twee minuten later begon te regenen overspoelde mij een gevoel van lol en avontuur. Ik lag daar, droog, onder mijn dekzeil IN HET BOS. Ik realiseerde me op dat moment dat dit precies was wat ik al zo vaak gewenst had; niet weg hoeven uit het bos, maar blijven.
Ik lag in spijkerbroek met één paar wollen sokken in m’n slaapzak op het zilveren matje, met m’n lammycoat nog aan. Wat was ik slecht voorbereid. Niks geen wollen leggings, extra sokken of andere zaken die je idealiter aantrekt als je een nacht in de vrieskou gaat doorbrengen. Mijn plekje was hard. Dit begon ik halverwege de nacht pas echt te voelen, maar om in het holst van de nacht mijn stek weer te verhuizen naar een mossig plekje was me teveel. Dus heb ik met hoog opgetrokken knieën wisselend van zij naar zij het merendeel van de nacht wakker doorgebracht. Met name mijn voeten hadden last van de vrieskou. Ik wreef ze steeds tegen elkaar aan om warm te worden, maar dat werden ze niet.
Met tussenpozen was ik me bewust van het bos waarin ik lag, zo mystiek in de nacht, met de donkere hoge sparren die langs me oprezen en het wassende maantje dat scheen. Ik hoorde een hert roepen in de verte, toen iets dichterbij, en toen stierf het weer weg.. En veel later hoorde ik het allereerste vogeltje voorzichtig de stilte doorbreken. De nacht was bijna voorbij. Eindelijk. Toen ik een paar uur later wakker werd van de drums van de begeleiding wist ik dat ik toch nog wat geslapen had, en dat het klaar was. Ik heb toen vliegensvlug mijn kamp opgebroken en ben met half verdoofde voeten snel richting het geluid van de drums gelopen. Wow, wat voelde ik me trots en vooral opgelucht.